Biografie Abraham van Diepenbeeck 1596-1675


Abraham van Diepenbeeck, glas- en kunstschilder, tekenaar, etser en tapijtontwerper. Hij is geboren te 's-Hertogenbosch als zoon van Jan Roelofszn van Diepenbeeck en Johanna van der Meulen (Jenneken), en gedoopt op 9 mei 1596 in de St. Jacobskerk.

Abraham heeft veel met zijn vader Jan Roelofszn gewerkt. Hij werd in zijn vaders werkplaats opgeleid en ontving daar zijn eerste lessen in schilderen en etsen. Onder zijn leiding heeft hij zich langzaam verder ontwikkeld. Omstreeks 1621 ging hij naar Antwerpen. I.v.m. het aflopen van het Twaalfjarig Bestand en de hervatting van de Tachtigjarige oorlog in 1622, heeft hij al snel besloten om niet meer terug te keren naar zijn geboortestad. Hier in Antwerpen kon hij zijn studie voortzetten tot hij werd opgenomen in het gezelschap van leerlingen en medewerkers van Peter Paul Rubens. Eén van de andere leerlingen van Rubens in die tijd was de Bosschenaar Theodorus van Thulden. Veel bronnen benadrukken dat Van Diepenbeeck meer was dan een leerling van Rubens, na enige tijd was er eerder sprake van een echt samenwerkingsverband. Dit zou mede veroorzaakt zijn


Afb. 1. Kopergravure, kopie van een zelfportret van A. van Diepenbeeck, gemaakt door Paulus Pontius ca 1661/1662, en uitgegeven door J. Meyssens, afkomstig uit het boek van C. de Bie: 'Het gulden Cabinet van.....'.
(RKD-explore, Nederlands Instituut voor kunstgeschiedenis)

Opschrift bovenaan: Abr. a diepenbek pixit. Paul Pontius sculpsit. le. Meyssens excudit.
Opschrift onder portret: ABRAHAM VAN DIEPENBEKE / Est né a Boisleducq, ayant cÿ devant exercé pour quelque temps l'art de peintre sur les vitres,/ en quoy il surpasse tous ceux de son temps, mais a pefent sest addonné a peindre toute sorte de / peincture mesmes aux desseins tres curieusement, aÿant eu pour maistre Pierre Paul Rubbens, / tient sa residence a Anvers.

door het feit dat Rubens veel opdrachten had, een veelzijdig, en druk bezet man was en ook diverse buitenlandse reizen maakte. Verder is bekend dat hij geregeld last had van jichtaanvallen. Er zijn zelfs schilderijen aan Rubens toegeschreven waarvan later erkend moest worden dat zij van de hand van Van Diepenbeeck waren. In 1622/1623 schreef hij zich in bij het St. Lucasgilde als glasschilder ('gelaesschryver'). Op hetzelfde moment kreeg hij (toen nog geen poorter) al een opdracht van het stadsbestuur om vier stadswapens te schilderen voor de vensters van de Heerenkamer in de Vierschaar die juist was hersteld.

Veel prachtige gebrandschilderde ramen zijn van zijn hand o.a. voor de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal in Antwerpen en de kerk der Dominicanen. Het zijn er teveel om op te noemen. Een goed beeld over zijn kwaliteiten op dit gebied is te vinden in een jubileumuitgave in boekvorm van de Zuid Nederlandse Drukkerij uit 's-Hertogenbosch uit 1949. In dit boek wordt uitgebreid aandacht geschonken aan de 18 gebrandschilderde ramen van het klooster der Karmelieten te Boxmeer die aan Abraham van Diepenbeeck worden toegeschreven. Deze ramen bevinden zich aan de binnenzijde van de kloostergang, zij worden gerekend tot de belangrijkste kunstschatten van het klooster. Elk raam heeft een eigen onderwerp en meet 252 x 136 cm, maar het gaat vooral om het kleine middengedeelte van 45 x 45 cm. Hierin wordt op prachtige wijze, zeer verfijnd, het onderwerp van dit raam uitgebeeld. Klooster en kunstschat, staan op de "Voorlopige lijst der Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst 1931".


Afb. 2. H. Angelus, raam 13 van de 18 ramen. (Website Karmelietenklooster)


Op 18 juni 1624 schreef hij aan het stadsbestuur van Antwerpen dat hij van plan was zich in Antwerpen te vestigen. In 1634 kocht hij een huis in Antwerpen en liet zich inschrijven als poorter, vermoedelijk omdat hij van plan was te gaan trouwen. Reeds op 4 januari 1636 werd hem het poorterrecht van Antwerpen verleend. Dat is tamelijk vlot en mogelijk een indicatie t.a.v. zijn kwaliteiten en dat de stad hem graag wilde behouden. Wellicht kort daarna werd hij door de Antwerpse glazenmakers verkozen tot ouderman van het gilde. Hij was hier niet blij mee en weigerde het ambt aan te nemen. Als belangrijkste reden gaf hij aan dat zich terug wilde trekken als glasschilder. Met hulp van negen leden van het gilde is het hem uiteindelijk gelukt deze officiële en wellicht tijdrovende functie af te kopen.

Vooral na 1630, na een reis naar Italië, is hij zich veel meer toe gaan leggen op het tekenen en schilderen in olieverf.


A. van Diepenbeeck: De Heilige Familie. (The Morgan Library Museum NY)


A. van Diepenbeeck: Christus aan het kruis. (RKD Explore/images)


Alle belangrijke musea in Europa en Amerika beschikken over meerdere werken van hem, Louvre, Wenen, München, Berlijn, Antwerpen, Bordeaux etc. Ten tijde van de regering van Charles I in 1629, was hij in Engeland waar hij o.a. portretten schilderde van de hertog en de illustraties voor het boek: "A general system of horsemanship in all its branches" (paardrijden). In 1638 werd hij als meester-schilder toegelaten tot het Sint-Lucasgilde en werd op 18 september 1641 tot deken van het schildersambachtsgilde verkozen. Direct vanaf zijn benoeming ontstonden er echter al forse moeilijkheden tussen van Diepenbeeck en het bestuur van het St. Lucasgilde. Als gevolg daarvan was hij een jaar later deze
functie al weer kwijt. Verder was hij sedert 1641 directeur van de Schilderacademie van Antwerpen.
Naast schilderijen heeft hij ook een grote hoeveelheid prachtige tekeningen, titelplaten, missaalplaten etc. gemaakt o.a. voor de drukkerij van Plantijn. Diverse schilders en graveurs maakten gebruik van zijn tekeningen. Meer dan 158 gravures naar Van Diepenbeeck zijn bekend, die door diverse plaatsnijders in koper zijn gegraveerd. Zo heeft hij o.a. de 58 voorstellingen voor het boek "Tables du Temple des Muses" voor de Abbé de Marolles getekend, welke zijn gegraveerd door Cornelis Bloemaert.

Het feit dat anderen zijn tekeningen gebruikten voor hun schilderijen, heeft overigens ook tot diverse conflicten geleid omdat het gebruik werd ontkend of omdat er niet voor werd betaald. Een van de duidelijke voorbeelden wat dit betreft is een serie monumentale schilderijen rond het leven van Psyche. Van Diepenbeeck kreeg in 1647 de opdracht van stadhouder Frederik Hendrik om tekeningen hiervoor te maken ter verfraaiing van het Paleis Honselaarsdijk, het jachtslot/buitenverblijf/kunstgalerij dat hij voor zijn echtgenote Anna van Solms liet bouwen op de plaats van het oude Huis Honselaarsdijk. In 1648 verplichtte de Antwerpse schilder Gonzales Coques er zich toe bij het Huis van Oranje, om voor het slot tien grote schilderijen te maken met als onderwerp: "Historie van Psyche", waarbij hij gebruik zou maken van het werk van Van Diepenbeeck. In 1652 wachtte Van Diepenbeeck echter nog steeds op de financiële vergoeding voor zijn werk en spande hij een proces aan tegen G. Coques.
Hoe in die tijd over de kwaliteiten van Abraham van Diepenbeeck werd gedacht, wordt goed verwoord door de notaris Cornelis de Bie in zijn "Gulden Cabinet van de Schilderconst":
Dew Gheesten die op plaet seer aardigh connen sijden,
Die moeten altemael en wel met recht belijden,
Dat Diepenbeeck alléén de iersten van 't Lant
In d'edel Teeckenconst, doo sijn sinrijck verstant.
Ook Joost van den Vondel heeft lovende woorden aan hem gewijd. Anderen zoals Constantijn Huygens erkenden zijn vakmanschap maar verweten hem ook enig gebrek aan originaliteit.

Hij trouwde op 30 mei 1637 in Antwerpen met de rijke notarisdochter Catharina Heuvinck, dochter van Mr. Lucas Heuvinck, en Maria Verbert. Zij kregen samen acht kinderen. Zijn echtgenote overleed in 1648. Hij hertrouwde op 13 mei 1652 in Schelle (11 km ten zuiden van Antwerpen) met Anna van der Dort, weduwe van Daniel de Brouwer met wie hij nog eens vier kinderen kreeg. Dat hij inmiddels een hoge status had bereik blijkt ondermeer uit het feit dat hij in de archieven te boek staat als schepen van Schelle. Hij overleed in september 1675 in Antwerpen en is begraven in de Sint-Jacobskerk.

Bronnen

H.J. Allard, 'Het graf en grafschrift van Abraham van Diepenbeeck, enz.' in: Taxandria (1894) 120-124

Cornelis de Bie, 'Het gulden Cabinet vande edel vrij schilder const, inhoudende ...' (Gent 1661) 284-285

Polyd. Daniëls, 'Nog eene gravure van Van Diepenbeeck' in: Taxandria (1901) 41-43

E. Duverger, 'A. van Diepenbeeck en G. Coques aan het werk voor stadhouder Frederik Hendrik' in: Jaarboek 1972 van het Kon. Museum voor Schone Kunsten (Antwerpen 1973) 181-238

E. Duverger, 'De moeilijkheden van A. van Diepenbeeck met de Antwerpse St.-Lucasgilde' in: Jaarboek 1972 van het Kon. Museum voor Schone Kunsten (Antwerpen 1973) 239-262

J. van Haaren, 'Abraham van Diepenbeeck 1596-1675' in: Kringnieuws 6 (2001) 17

J.A.C. Hezenmans, 'Abraham van Diepenbeeck' in: Taxandria (1894) 69-72, 73-76, 91-95

Marcel Jansen, 'Abraham van Diepenbeeck (1596-1675), barokschilder' in: Bossche Bladen 4 (2001) 117

RKD-Explore, Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis.

Ch. C.V. Verreyt, 'De glas- en kunstschilders Jan Roelofszn. en Abraham van Diepenbeeck' in: Taxandria (1900) 45-53, 88-99, 138-147, 173-191, 215-232

Ch. C.V. Verreyt, 'Schilderijen, teekeningen en beeldwerken van Noord-Brabanters' in: Taxandria (1901) 80-81

H. Vlieghe, 'Costantijn Huygens en de Vlaamse schilderkunst van zijn tijd' 3 (1987) 191-203

Voorlopige Lijst der Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst X ('s-Gravenhage 1931) 46



Harry Satter, juli 2016